Met de NOORDENWIND naar Frankrijk (2005)

Als we op 11 juni om 13.00 uur de lijnen in Akkrum losmaken om het Frankrijk avontuur te starten, is er al heel wat gebeurd aan de Noorden- wind om motorboot-klaar te zijn: de mast en zeilen zijn van het schip afgehaald en via Marktplaats is een (strijkbaar) hulpmastje op de kop getikt en bevestigd. We hebben de benodigde Navicarte gidsen aan boord en de trip kan beginnen: op naar Frankrijk en met name Parijs!

We schutten bij Lemmer de Flevopolder in (met een verval van 4 meter…!) en gaan bij Urk weer het IJsselmeer op, dit is een goede oefening voor de vele sluizen die we nog tegen zullen komen.

Bij Muiden gaan we de Vecht op en via het Amsterdam Rijnkanaal naar het Merwedekanaal. Vervolgens steken we de Lek over om het Merwedekan aal te vervolgen. We varen een tijd achter een grindschip dat bij Meerkerk gaat afmeren. Door het schroefwater woelt er van alles los van de bodem. Na een harde slag tegen de schroef voelen we een zware trilling. Na voor- en achteruit slaan blijft bij langzaam varen een lichte trilling over en kunnen we nog wel ”vooruit” varen.

 

We vermoeden dat er iets in de schroef zit. Ter de hoogte van Arkel zien we een kraan en even later wordt de Noordenwind uit het water gehaald. Het vermoeden is juist: er zit een dikke witte zak om de schroef gewikkeld. Supersnel is de zak er af gesneden, wordt de boot weer in het water gelaten en zijn wij 100 euro’s armer! In Gorinchem blijven we overnachten en zijn we blij dat alles goed is gekomen. Het voorval met de schroef in de zak zal ons echter blijven achtervolgen.

Bij Werkendam volgt de Biesboschsluis en via de Amer en het Hollands Diep varen we richting Willemstad. Inmiddels is het 18 juni en na een stop in Bergen op Zoom zijn we op 19 juni in Terneuzen. De buitentempera tuur is inmiddels flink gestegen, we meten in Terneuzen 30 graden. Via het kanaal Gent – Terneuzen komen we in Gent, blijven een dag over bij de WSV De Leie en varen de volgende dag op de Boven Schelde richting Oudenaarde, een plaatsje aan een dode arm van de Boven Schelde.

Hier is een gastvrij havenechtpaar en krijgen we de eerste sterke verhalen te horen van watersporters die veel langer in België en Frankrijk varen. We krijgen tips voor het schutten en krijgen een ”haak” aanbevolen die bij het schutten goed van pas kan komen. Het is goed vertoeven in Oudenaarde, de biertjes onder dezelfde naam smaken prima!

De havenmeester regelt een tankwagen om rode diesel te tanken en mèt ons zijn er meerdere boten die hiervan gebruik maken. We voelen ons al snel ”motorbootvaarder”, zij het dat we wel steeds zeggen dat de Dartsailer een motorsailer is, dat we normaal gesproken zeilen en dat we voor deze trip de mast thuis hebben gelaten.

Antoing is onze laatste pleisterplaats in België. Bij dit plaatsje is de laatste mogelijkheid om (goedkope) rode diesel te tanken, de havenkom ligt dus helemaal vol met…Hollanders! Wij zijn al voorzien en beleven letterlijk en figuurlijk een “warme avond” in Antoing. De jeugd heeft ook last van de warmte, er wordt spontaan een caravan in brand gestoken. Gelukkig waait de wind de andere kant op en hoeven we ons geen zorgen te maken.

Inmiddels is het 25 juni. We passeren Montagne du Nord en nu zijn we echt in Frankrijk! Bonjour France! De Schelde gaat nu verder als Escaut. Via Valenciennes varen we door naar Denain. Hier besluiten we het Canal de St-Quentin te pakken en krijgen vanaf Cambrai 22 sluizen te “nemen” alvorens we in het plaatsje St. Quentin zèlf zijn. In St.Quentin kunnen we het verplichte vaarvignet kopen bij de Voies Navigables de France (VNF). We kopen 2 vakantievignetten waarmee we in totaal 32 dagen, in ons geval dus tot 26 juli in Frankrijk kunnen varen.

Bij Macquincourt gaan we de sleeptunnel van het Canal de St-Quentin in. De schepen worden in konvooi met gekruiste lijnen en de motor uit, met behulp van een sleepboot door een tunnel van 5700 meter getrokken. Als de sleep om 9.45 uur in beweging komt, lijkt het rustig te gaan. Zodra we de tunnel in zijn gaat de sleep slingeren en hebben we de grootste moeite niet langs de rotswanden van de (overigens goed verlichte) tunnel te schaven. Met pikhaken duwen we ons steeds van de kant af en halen opgelucht adem als we weer om 11.45 uur het daglicht zien. Gelukkig komen we zonder schade uit de tunnel en constateren dat we toch nog wel wat stootwillen kunnen gebruiken!

In Compiègne aan de Oise is hiervoor de gelegenheid en daar kopen we 3 stootwillen erbij en hangen we helemaal vol. Inmiddels varen we met twee motorboten op en dit geeft enkele voordelen bij het schutten. Zij zijn ook onderweg naar Parijs en even op de trekzak spelen geeft wat ontspanning en maakt de tongen los.

Op zaterdag 2 juli komt Conflans-Ste-Honorine in zicht, een plaatsje aan de Oise op de knik van de Seine. Menig Franse maar ook Nederlandse beroepsschipper in ruste heeft hier domicilie gekozen en woont op een verbouwde peniche (franse vrachtboten die precies in de franse sluizen passen). Inmiddels zijn we de medevaarders kwijt en varen de Seine op.

De Seine is smaller dan we hadden verwacht en vreemd genoeg, we varen er alleen. Zijn wij dan de enigen die met de boot naar Parijs gaan? Een vreemde ervaring en na een overnachting in Rueil gaan we op zondag 3 juli door naar Parijs.

Parijs ligt stroomopwaarts en na een goed uur varen lijkt het net of de snelheid weer afneemt. We meren bij een ponton af, schakelen voor- en achteruit en alles lijkt weer goed te gaan. De Seine slingert via een aantal bochten naar Parijs en is omzoomd met karakteristieke boten. Snel komen de wolkenkrabbers van La Défense in zicht en daarna volgen het vrijheidsbeeld en de Eiffeltoren. Wow! We komen ogen te kort, zien onderkomens onder de bruggen (met meubels en al) van clochards en gaan onder de bekende bruggen door. Dan zien we de Notre Dame voor ons opdoemen.

En dan ineens zijn we rond 15.00 uur bij “Le Port de Plaisance de Paris-Arsenal” midden in Parijs.

 

De jachthaven ligt onder de Bastille en heeft plaats voor vele gasten. We schutten (met een flink verval) de jachthaven in, krijgen snel een plaats toegewezen en zien diverse nationaliteiten om ons heen: Amerikanen, Denen, Zweden, Belgen, Engelsen, Nederlanders maar nauwelijks Duitsers. Snel wordt in de warmte een flesje champagne geopend en getoast op de aankomst in Parijs. Santé Paris…zo, dat hebben we in ieder geval bereikt! De jachthaven is omzoomd door een hoge kademuur waarin toilet, douche- en wasfaciliteiten zijn.

We moeten weer eens liggeld betalen (20 euro per nacht all in), en dat is weer even wennen na een aantal dagen aan vrije afmeerplaatsen gelegen te hebben. Veel afmeerplaatsen in Frankrijk zijn overigens uitgerust met water en stroom.

De dagen in Parijs zijn vermoeiend, de temperatuur is gelukkig tot normale waarden gedaald. We gunnen ons nauwelijks de tijd om te ontspannen, flaneren door het hart van Parijs en wanen ons rijk op de Champs Elysees. We maken de ontknoping van de keuze van de olympische spelen van 2012 mee. Het metrostation La Bastille is vlak bij de jachthaven,we maken hier ook dankbaar gebruik van tijdens de dagen dat we in Parijs zijn. We zijn verrast door het aantal scooters die ons kriskras om de oren vliegen, zelfs de vouwfiets wordt nog een keer gepakt. Met een verlichte, twinkelende Eiffeltoren nemen we afscheid van Parijs. Inmiddels hebben we 902 km afgelegd en zijn we 83 sluizen gepasseerd.

Het is 7 juli als we Parijs weer verlaten. Met familieleden spreken we af elkaar ’s avonds in Meaux te treffen. Meaux ligt aan de Marne en het is flink doorvaren om tegen zes uur aan te leggen. Tot onze verrassing zien we de Doerak Yoep liggen en meren weer “met moeite” af aan de steiger. De Yoepers hebben we in Rueil en in Parijs ontmoet en omdat zij ook al met pech hebben gelegen, spreken we af verder met elkaar de Marne op te varen, je weet het maar nooit…! .

De Marne is een mooie rivier en is tot Eperney 178 kilometer. Eperney ligt 40 meter hoger dan Parijs, het verschil wordt door 18 sluizen overbrugd. De Marne slingert door de Marnevallei met uitgestrekte champagne wijngaarden. We genieten van dit deel van de trip, overnachten in schilderachtige dorpjes en krijgen een voor proefje van de champagne die welig vloeit in dit deel van Frankrijk. We besluiten de 14e juli in Eperney te blijven liggen omdat de sluizen op deze nationale feestdag niet draaien.

In Eperney betalen we ook liggeld en worden onthaald met een glas champagne en een vrijkaart om een champagnehuis te bezoeken. Eperney is de hoofdstad van de champagne en dat is te merken. Het ene champagnehuis is nog mooier dan het andere. We bezoeken het champagnehuis Castellane en zijn onder de indruk van het bedrijf met de enorme kelders en een gangenstelsel onder de stad vol met flessen champagne.

Inmiddels is het al 15 juli en buigen we bij Condé-sur-Marne af om richting Reims te gaan. Het Canal de l’Aisne á la Marne is 58 kilometer lang en mondt uit bij Berry-au-Bac in het Canal des Ardennes. Het aantal sluizen in dit kanaal is 24. Voordat we echter bij het Canal des Ardennes zijn komt er nog wel wat om de hoek kijken.

Na Sillery varen we door naar Reims en hebben onderweg weer moeilijk- heden met de keerkoppeling. In Reims wordt het probleem met de keerkoppeling verder opgepakt, mede omdat we in deze grote stad verwachten dat er wel een bedrijf is dat ons verder kan helpen. We schakelen met ons beste Frans de havenmeester in en hij legt eerste contacten met bedrijven. Helaas loopt dit allemaal op niets uit en besluiten we de ANWB-alarmcentrale te bellen. We

krijgen contact met ANWB steunpunt Lyon en leggen het probleem uit. Het feit dat we niet met een auto maar met boot pech liggen, komt wat vreemd over en dan blijft het nog steeds bij een melding. Het derde contact met Lyon is doorslaggevend en nu wordt er een dossier aangemaakt en toegezegd dat er actie wordt genomen.

De ANWB zorgt ervoor dat een mecanicien van het bedrijf DOAL langs komt om te kijken (dezelfde firma had via de havenmeester aangegeven niet te komen omdat Nederlanders slechte betalers zijn…!). De Doerak Yoep is inmiddels doorgevaren en we spreken af elkaar verder op de hoogte te houden. We zijn blij met het bezoek van DOAL en zoeken ook contact met het technisch bedrijf Bakker in IJlst. Het probleem wordt uitgelegd en al snel is duidelijk dat het probleem in de keerkoppeling zit. Bakker IJlst zegt toe dat reparatie (revisie) in een dag klaar kan zijn. Met die voorkennis krijgen we het voor elkaar dat het bedrijf DOAL de keer- koppeling uit- en inbouwt en regelen we op 22 juli vervoer naar Nederland. Bakker komt de afspraak na en op 9 juli worden we weer naar Reims teruggebracht met een gereviseerde keerkoppeling.

Natuurlijk zoeken we ook contact met onze verzekering en op de vraag waardoor “de schade” is ontstaan, komt de zak in de schroef bij Meerskerk weer in beeld en wordt schroefslag de hoofdoorzaak van de schademelding.

Als de keerkoppeling weer ingebouwd is verlaten we het onrustige Reims. Onrustig omdat de haven ingeklemd ligt tussen snelwegen. Buiten zitten is nauwelijks mogelijk. Daar staat tegenover dat Reims een prachtige stad is en op 10 minuten lopen vanaf de haven de imposante kathedraal ligt. De havenmeester krijgt een fles Pastis voor het bewaken van de boot tijdens onze afwezigheid. We zijn wel wat gespannen en reageren op elk vreemd geluid van de motor maar gelukkig gaat alles goed.

Bij Berry-au-Bac gaan we het Canal des Ardennes op, de verbinding naar de Meuse (Maas). We overnachten bij Rethel en Attigny. Na Attigny komt er een sluizentrap met 27 geautomatiseerde sluizen over een afstand van negen kilometer. We klimmen met het schip omhoog en bij Le Chesne zijn we op het hoogste punt. Het Canal des Ardennes heeft schitterende vergezichten, rechte stukken en bochtige gedeeltes.

Eén sluis verder op zaterdag 7 augustus, zien we in La Cassine een ”Grand Spectacle Historique” waarin het leven van Napoleon wordt uitgebeeld. Een goede vondst hierbij is een rijdende tribune langs de diverse scènes, leuk bedacht. Vanaf dit punt schutten we alleen nog maar naar beneden en dat gaat een heel stuk makkelijker! Bij Pont-à-Bar komen we op de Franse Maas, een grote den is een herkenningspunt op de wal. Na Charleville-Mezières overnachten we in Revin en Givet, in dit deel van Frankrijk kronkelt de Maas door de Franse Ardennen. Een schitterend gebied!

Vlak over de grens in België ligt Heer. Zoals alle Nederlanders kunnen we hier nog een keer rode diesel tanken. Natuurlijk overnachten we in de bekende plaatsen Dinant en Namen en zijn op zondag 14 augustus in Maastricht. We schutten naar de jachthaven ”t Bassin”, een mooie historische haven met werfkelders, eetgelegenheden en terrasjes. Ook hier is het een belevenis met je eigen boot te liggen. Het Julianakanaal is wat saai, maar vanaf Roermond is het varen op de Maas aantrekkelijk en overnachten we in Roermond, Venlo, ’t Leukermeer en gaan dan de Waal op naar Nijmegen.

We constateren dat het in Nederland ook heel mooi varen is en dat de plaatsen die we aandoen meer dan een bezoek waard zijn!

De Waal varen we de zondagmorgen op en gaan ervan uit dat het niet druk is met beroepsvaart. Dit komt voor een groot deel uit maar bij afslag naar het Pannerdens kanaal is het knap druk en moeten we goed uitkijken. Eigenlijk zien we hier wat tegenop maar kunnen niet anders als we over de IJssel naar het noorden willen.

Als we in Arnhem, Zutphen en Zwolle hebben overnacht wordt het toerental wat opgevoerd .

Dan komt op vrijdag 26 augustus het kerktorentje van Akkrum weer in zicht. We hebben tijdens de trip vele luchten, vergezichten, stads- gezichten, sluizen en tunnels gezien, maar dit aanzicht van Akkrum is vertrouwd en opgelucht wordt de Noordenwind weer achter het huis afgemeerd. (In Reims hebben we hier nog wel eens aan getwijfeld).

We zijn dan 72 dagen onderweg geweest, hebben 25 dagen stil gelegen (inclusief de 15 dagen onderbreking door de kapotte keerkoppeling), 1900 kilometer afgelegd, zijn 226 sluizen gepasseerd, hebben 250 motoruren gedraaid en 600 liter dieselolie verbruikt.

Henny en Dick Schuller

Dartsailer Noordenwind

september 2005